Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AJ9993

Datum uitspraak2003-08-26
Datum gepubliceerd2003-09-11
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep kort geding
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers00/841
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het hof ziet aanleiding om allereerst het incidenteel appèl te behandelen, omdat dit van de verste strekking is. In het incidenteel appèl staat de vraag centraal of tussen PSL Groep en ATP een definitieve overeenkomst is totstandgekomen met betrekking tot de verkoop/koop van de aandelen in de vennootschap. Hierbij is niet in geschil dat tussen de onderhandelaars van partijen overeenstemming is bereikt, zoals neergelegd in de tweede conceptkoopovereenkomst van aandelen van 18 april 2000, maar gaat het erom of ATP zich mag beroepen op de door haar gemaakte opschortende voorwaarde dat de algemene vergadering van aandeelhouders van ATP haar goedkeuring dient te geven voor de onderhavige transactie.


Uitspraak

26 augustus 2003 eerste civiele kamer rolnummer 2000/841 KG G E R E C H T S H O F T E A R N H E M Arrest in de zaak van: 1 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Advanced Travel Partners Nederland B.V., 2 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Friezenberg B.V., 3 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Advances Travel Partners Beheer B.V., alle gevestigd te Rijssen, principaal appellanten, incidenteel geïntimeerden, procureur: mr. J.M.J. Huver, tegen: 1 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PSL Groep B.V., gevestigd te Eindhoven, 2 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PSL Financiële Adviesgroep B.V., gevestigd te Eindhoven, 3 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid J.S. Lindhout Holding B.V., gevestigd te Eindhoven, 4 [geïntimeerde sub 4], wonende te [woonplaats], principaal geïntimeerden, incidenteel appellanten, procureur: mr. J.C.N.B. Kaal. 1 Het geding in eerste aanleg Voor het verloop van het geding in eerste aanleg wordt verwezen naar het vonnis van 2 november 2000 dat de president van de rechtbank te Almelo heeft gewezen tussen principaal appellanten (hierna gezamenlijk te noemen ATP c.s. dan wel afzonderlijk ATP, Friezenberg en ATP Beheer) als gedaagden en principaal geïntimeerden (hierna gezamenlijk te noemen PSL c.s. dan wel afzonderlijk PSL Groep, PSL Financiële Adviesgroep, Lindhout Holding en [geïntimeerde sub 4]) als eisers. Een fotokopie van dat vonnis is aan dit arrest gehecht. 2 Het geding in hoger beroep 2.1 Bij exploot van 15 november 2000 hebben ATP c.s. hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis met dagvaarding van PSL c.s. voor dit hof. 2.2 Bij memorie van grieven hebben ATP c.s. vijf grieven aangevoerd tegen het bestreden vonnis, producties overgelegd en geconcludeerd dat het hof dit vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, PSL c.s. alsnog in hun vorderingen niet-ontvankelijk zal verklaren althans hun deze vorderingen zal ontzeggen, met veroordeling van PSL c.s. om aan ATP c.s. te restitueren het door ATP c.s. op 13 november 2000 aan PSL c.s. betaalde bedrag van fl. 509.705,= (€ 231.294,05), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 november 2000 tot aan de dag der algehele voldoening, een en ander tegen behoorlijk bewijs van kwijting en met veroordeling van PSL c.s. in de kosten van het geding in beide instanties. 2.3 PSL c.s. hebben bij memorie van antwoord in het principaal appèl tevens memorie van grieven in het incidenteel appèl, verweer gevoerd, bewijs aangeboden en - onder aanvoering van vier grieven - incidenteel appèl ingesteld tegen het vonnis van 2 november 2000. PSL c.s. hebben daarbij geconcludeerd: - in het principaal appèl: dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van 2 november 2000 zal bekrachtigen, voorzover het betreft de veroordeling van ATP c.s., zonodig onder verbetering en/of aanvulling van de gronden daarvan, een en ander met veroordeling van ATP c.s. in de proceskosten in beide instanties en onder bepaling dat ATP c.s. hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd zullen zijn met ingang van de veertiende dag na de datum van het door het hof te wijzen arrest; - in het incidenteel appèl: dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van 2 november 2000 zal vernietigen, voorzover het betreft het oordeel van de president dat tussen partijen geen overeenkomst tot stand is gekomen en hetgeen de president hieromtrent onder 4, 6 en 7 van het vonnis heeft overwogen, en opnieuw rechtdoende: I primair: A1 ATP zal gebieden om binnen drie dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen arrest: - mee te werken aan het passeren van de akte van levering met betrekking tot alle door PSL Groep in PSL Reisadviesgroep B.V. (hierna ook te noemen: de vennootschap) gehouden aandelen aan ATP, een en ander conform de koopprijs en overige condities, zoals deze zijn vastgelegd in de aandelenkoopovereenkomst van 18 april 2000; - alsmede mee te werken aan het passeren van een notariële akte van cessie, waarbij met terugwerkende kracht per 1 januari 2000 de door PSL Financiële Advies-groep op 1 januari 1998 aan de vennootschap verstrekte achtergestelde lening van € 499.158,24 voor een koopprijs van € 499.158,24 aan ATP wordt gecedeerd, een en ander met onmiddellijke betaling door ATP van de koopprijs van € 499.158,24 onverwijld na het passeren van vorenbedoeld notariële akte van cessie, een en ander met inacht-neming van het gestelde in artikel 12.1 van de aandelenkoopovereenkomst; - indien ATP niet verricht hetgeen door het hof zal worden geboden als hiervoor omschreven: zal bepalen dat de uitspraak van het hof dezelfde kracht heeft en mitsdien in de plaats treedt van de voormelde gevorderde medewerking door ATP, een en ander conform het bepaalde in artikel 3:300 BW; - met bepaling dat ATP bij niet-nakoming van het vorenstaande een onmiddellijk opeisbare dwangsom aan PSL c.s. zal verbeuren van € 22.689,01 voor iedere dag dat ATP in gebreke blijft aan het in deze zaak te wijzen arrest te voldoen; A2 ATP zal veroordelen om aan PSL c.s. te voldoen de tengevolge van de aan ATP toerekenbare vertraging in de nakoming van de tussen PSL c.s. en ATP tot stand gekomen overeenkomst geleden schade door PSL c.s., bestaande in noodzakelijkerwijs gemaakte extra kosten groot € 45.378,02 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 3 oktober 2000, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening; B indien en voorzover nog vereist: Friezenberg en ATP Beheer zal gebieden om binnen drie dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen arrest: - schriftelijk aan PSL c.s. te bevestigen dat zij goedkeuring hebben gegeven aan de overname door ATP van alle door PSL Groep in de vennootschap gehouden aandelen en aan de daarmee verband houdende cessieovereenkomst tussen PSL Financiële Adviesgroep en ATP, een en ander zoals hiervoor onder A vermeld; - indien Friezenberg en/of ATP Beheer niet verrichten hetgeen door het hof zal worden geboden als hiervoor omschreven: zal bepalen dat de uitspraak van het hof dezelfde kracht heeft en mitsdien in de plaats treedt van de voormelde gevorderde goedkeuring door Friezenberg en ATP Beheer, een en ander conform het bepaalde in artikel 3:300 BW; - met bepaling dat Friezenberg en ATP Beheer bij niet-nakoming van het voren-staande ieder een onmiddellijk opeisbare dwangsom aan PSL c.s. zullen verbeuren van € 22.689,01 voor iedere dag dat Friezenberg en/of ATP Beheer in gebreke blijven aan het in deze zaak te wijzen arrest te voldoen; II subsidiair: ATP zal veroordelen om aan PSL c.s. bij wege van voorschot op een bij een in te stellen bodemprocedure te vorderen schadevergoeding te voldoen een bedrag van € 499.158,24, althans een voorschot als het hof in goede justitie meent te kunnen bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 3 oktober 2000, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening; III zowel primair als subsidiair: ATP c.s. hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, zal veroordelen in de proceskosten in beide instanties, onder bepaling dat, indien de proceskosten niet binnen veertien dagen na datum arrest aan PSL c.s. zullen zijn voldaan, ATP c.s. daarover de wettelijke rente verschuldigd worden met ingang van de veertiende dag na datum arrest. 2.4 In het incidenteel appèl hebben ATP c.s. bij memorie van antwoord verweer gevoerd, producties overgelegd en bewijs aangeboden, dit laatste ook met betrekking tot het principaal appèl. ATP c.s. hebben daarbij geconcludeerd dat het hof PSL c.s. in hun vordering niet-ontvankelijk zal verklaren dan wel hun deze vordering zal ontzeggen, met veroordeling van PSL c.s. hoofdelijk, des dat de een betaald hebbende de anderen zullen zijn gekweten, in de proceskosten van het incidenteel appèl. 2.5 Ter terechtzitting van het hof van 26 juni 2003 hebben partijen de zaak doen bepleiten, waarbij namens PSL c.s. het woord is gevoerd door mr. R.W.F. Hendriks, advocaat te Den Bosch, en namens ATP c.s. door mr. J.D. Veltman, advocaat te Enschede, overeenkomstig door hen overgelegde pleitnota's. Aan beide partijen is akte verleend van het in geding brengen van nieuwe producties. Ook hebben ATP c.s. bij akte hun vordering in zoverre gewijzigd dat zij de hoofdelijke veroordeling vorderen van PSL c.s. 2.6 Vervolgens zijn de procesdossiers overgelegd voor het wijzen van arrest. 3 De vaststaande feiten Tegen de overwegingen van de president onder 1 inzake de vaststaande feiten zijn geen grieven gericht, zodat die feiten ook in hoger beroep vaststaan. 4 De beoordeling van het geschil in hoger beroep 4.1 De grieven in het principaal appèl en het incidenteel appèl leggen het geschil in volle omvang aan het hof voor. 4.2 Het hof ziet aanleiding om allereerst het incidenteel appèl te behandelen, omdat dit van de verste strekking is. In het incidenteel appèl staat de vraag centraal of tussen PSL Groep en ATP een definitieve overeenkomst is totstandgekomen met betrekking tot de verkoop/koop van de aandelen in de vennootschap. Hierbij is niet in geschil dat tussen de onderhandelaars van partijen overeenstemming is bereikt, zoals neergelegd in de tweede conceptkoopovereenkomst van aandelen van 18 april 2000, maar gaat het erom of ATP zich mag beroepen op de door haar gemaakte opschortende voorwaarde dat de algemene vergadering van aandeelhouders van ATP haar goedkeuring dient te geven voor de onderhavige transactie. 4.3 Bij brief van 25 augustus 2000 heeft [J.H.J.] (hierna te noemen: [J.H.J.]) namens ATP aan PSL Groep bericht dat de algemene vergadering van aandeelhouders geen goedkeuring heeft gegeven voor de transactie. Deze brief luidt, voorzover hier van belang, als volgt: “Wij moeten u helaas mededelen dat het door ons uitgevoerde due diligence onderzoek naar PSL Reisadviesgroep B.V. niet tot aanvaardbare resultaten heeft geleid. In het kader van het due diligence onderzoek hebben wij met name de door PSL Reisadviesgroep B.V. opgestelde tussentijdse cijfers per 30 juni 2000 beoordeeld. Hierbij valt vooral op dat de omzet aanzienlijk achterblijft ten opzichte van het budget en dat de salarissen en overige personeelskosten stijgen ten opzichte van het budget. Dit heeft voor het eerste halfjaar geresulteerd in een aanzienlijk verlies. Het spijt ons u te moeten meedelen dat gezien deze teleurstellende financiële ontwikkeling, die aanzienlijk afwijkt van het eerder door u afgegeven budget, wij van onze aandeelhouders geen toestemming krijgen om tot de beoogde aandelentransactie over te gaan.” 4.4 Het hof stelt voorop dat in een geval als het onderhavige de bevoegdheid van de algemene vergadering van aandeelhouders om haar goedkeuring aan de transactie te onthouden, dient te worden getoetst aan de eisen van redelijkheid en billijkheid. Dit betekent dat het de algemene vergadering van aandeelhouders niet vrij staat om onredelijk, bijvoorbeeld zonder goede grond, haar toestemming te onthouden. Hierbij dienen alle omstandigheden van het geval in aanmerking te worden genomen. 4.5 Het hof acht in dit verband de volgende feiten en omstandigheden van belang. De aandelen in ATP worden gehouden door Friezenberg (65,06%) en ATP Beheer (34,94%). De door de algemene vergadering van aandeelhouders van ATP te geven goedkeuring voor de transactie lag dus in wezen in handen van de meerderheidsaandeelhouder Friezenberg en dus in handen van de bestuurders van Friezenberg, te weten Reggeborgh Beheer BV (wier statutair bestuurders zijn [H.M.H.] en - via Reggeborgh BV - [D.W.]; de beide bestuurders zijn slechts gezamenlijk bevoegd Reggeborgh Beheer BV te vertegenwoordigen) en John Jansen Beheer BV (wier statutair bestuurder is [J.H.J.]). Reggeborgh Beheer BV en John Jansen Beheer BV zijn slechts gezamenlijk bevoegd Friezenberg te vertegenwoordigen. De aandelen in Friezenberg zijn in handen van Friezenberg Beheer BV (75%) en John Jansen Beheer BV (25%). Reggeborgh Beheer BV voornoemd heeft 100% van de aandelen in Friezenberg Beheer BV. Het voorgaande betekent dat [H.M.H.] en [D.W.] indirect meerderheidsaandeelhouders zijn in ATP en [J.H.J.] indirect minderheidsaandeelhouder. Daarnaast was [J.H.J.] volgens zijn verklaring als getuige algemeen directeur van ATP. In december 1999, ten tijde van de eerste onderhandelingen, heeft [J.H.J.] met de indirecte meerderheidsaandeelhouders in ATP, [D.W.] en [H.M.H.], in elk geval gesproken over de door PSL Groep gewenste up front-betaling, waarna [J.H.J.] aan PSL Groep heeft laten weten dat de aandeelhouders niet akkoord konden gaan met de up front-betaling. De onderhandelingen zijn vervolgens voortgezet en hebben geleid tot overeenstemming over een earn out-factor van 7. In februari 2000 is een conceptintentieovereenkomst opgesteld, die door [J.H.J.] is ondertekend. ATP heeft daarbij per fax bericht dat de handtekeningen van [D.W.] en [H.M.H.] zouden worden opgehaald. De intentieovereenkomst is echter noch door laatstgenoemden noch door PSL Groep ondertekend. Het in de intentieovereenkomst voorziene due diligence onderzoek heeft vervolgens plaatsgevonden. Dit onderzoek, dat wat de financiële gegevens betreft betrekking had op de cijfers van de vennootschap over 1999, is in de loop van maart 2000 afgerond en de resultaten daarvan waren voor ATP acceptabel. ATP heeft een gedetailleerde conceptkoopovereenkomst van aandelen, met een uitgebreide bijlage over garanties, doen opstellen (versie 22 maart 2000), welke door partijen is besproken en heeft geresulteerd in een tweede versie van 18 april 2000. Zowel in de intentieovereenkomst als in de conceptkoopovereenkomsten is uitgegaan van overname van de aandelen naar de toestand per 1 januari 2000. Ook is steeds de opschortende voorwaarde van goedkeuring door de algemene vergadering van aandeelhouders van ATP vermeld, hoewel in de considerans (onder D) van beide conceptkoopovereenkomsten ook is vermeld dat de algemene vergadering van aandeelhouders van verkoper respectievelijk koper goedkeuring heeft verleend. Eind april 2000 hebben partijen de beoogde aandelenoverdracht conform artikel 21 van het SER-besluit Fusiegedragsregels gemeld. Op 2 mei 2000 heeft ATP aan PSL Groep laten weten dat de beoogde overname werd uitgesteld in verband met een mogelijke overname van ATP door een buitenlands bedrijf. Daardoor gold een zogenaamde lock-up periode voor het formaliseren van de overname door ATP. Een andere reden voor dit uitstel heeft ATP toen niet genoemd. In juni 2000 hebben ATP en PSL Groep een vaststellingsovereenkomst gesloten met de Belastingdienst in verband met de voorgenomen koop/verkoop en overdracht van de aandelen in de vennootschap. In het eerste weekverslag van de Managements Assistants Meeting (hierna te noemen: MAM) van ATP van 19 mei 2000 is vermeld dat afgelopen week is afgesproken dat pas in de eerste week van juli de overeenkomst met PSL Reisadvies-groep te Eindhoven afgerond zal worden en dat PSL Reisadviesgroep dan volledig onderdeel van ATP zal worden. Verder bevat het weekverslag informatie over de organisatie en werkzaamheden van PSL Reisadviesgroep. Volgende weekverslagen van MAM, zoals die van 26 mei 2000, 16 juni 2000, 14 juli 2000 en 25 augustus 2000, bevatten informatie over PSL Reisadviesgroep alsof die reeds onderdeel uitmaakte van ATP. Op 8 augustus 2000 heeft PSL Groep de halfjaarcijfers 2000 van de vennootschap verstrekt aan ATP. 4.6 Uit voormelde feiten en omstandigheden blijkt dat [J.H.J.], die namens ATP als onderhandelaar is opgetreden, zelf ook als (indirect) bestuurder van meerderheidsaandeelhouder Friezenberg deel uitmaakte van de algemene vergadering van aandeelhouders van ATP, zij het tevens in de positie van (indirect) minderheidsaandeelhouder van Friezenberg, alsmede dat [J.H.J.] in elk geval bij het begin van het onderhandelingstraject over de overname van de aandelen heeft gesproken met de (indirect) medebestuurders van Friezenberg, tevens (indirect) meerderheidsaandeelhouders [D.W.] en [H.M.H.]. Het hof acht daarom voorshands minder waarschijnlijk de stelling van ATP dat verder geen contacten meer tussen enerzijds [J.H.J.] en anderzijds [D.W.] en [H.M.H.] geweest zouden zijn over de beoogde transactie tot na de ontvangst van de halfjaarcijfers van de vennootschap in augustus 2000. Voorts gelet op het nauwe verband tussen [J.H.J.] en de algemene vergadering van aandeelhouders van ATP en mede gelet op het daardoor bij PSL Groep opgewekte vertrouwen dat [J.H.J.] handelde met instemming van de meerderheid van de algemene vergadering van aandeelhouders, zodat de opschortende voorwaarde van goedkeuring door de algemene vergadering van aandeelhouders nog slechts een formaliteit zou zijn, wordt naar het voorlopig oordeel van het hof de mogelijkheid van een beroep op het ontbreken van de goedkeuring van de algemene vergadering van aandeelhouders beperkt, met name nu overigens overeenstemming over de overname is bereikt en daaraan al, gelet op de MAM-weekverslagen, een begin van uitvoering is gegeven. Bovendien is het hof voorshands van oordeel dat de algemene vergadering van aandeelhouders geen goede grond heeft gehanteerd voor het onthouden van haar toestemming. Het argument dat het due diligence onderzoek niet tot aanvaardbare resultaten heeft geleid, is ondeugdelijk. Niet alleen omdat het due diligence onderzoek reeds in maart 2000 was afgerond en omdat ATP zich reeds met de resultaten akkoord had verklaard - hetgeen is bevestigd in de considerans van de concept-overeenkomst van 18 april 2000 -, maar ook omdat de overname zou plaatsvinden naar de situatie per 1 januari 2000 en dus de resultaten over 2000 niet meer van belang waren voor het sluiten van de overeenkomst. Voor eventuele negatieve ontwikkelingen in de periode vanaf 1 januari 2000 tot aan de leveringsdatum waren juist de garanties overeengekomen. Ook is onjuist het argument dat PSL Groep een budget voor 2000 zou hebben afgegeven. Voorshands is onvoldoende aannemelijk geworden dat het desbetreffende stuk de status van een budget had. Ook is in de conceptkoopovereenkomst geen enkel woord gewijd aan dit “budget” of door PSL Groep afgegeven cijfers voor 2000. Het hof gaat daarom voorshands ervan uit dat het desbetreffende stuk, zoals door PSL Groep is betoogd, slechts een rekenvoorbeeld was. 4.7 De voorlopige conclusie is dat ATP zich jegens PSL Groep ten onrechte heeft beroepen op de onthouding van de goedkeuring door de algemene vergadering van aandeelhouders van ATP. 4.8 Het incidenteel appèl is gegrond. De primaire vordering van PSL c.s. onder A1 zal worden toegewezen zoals hierna is geformuleerd, behoudens de gevorderde dwangsom, nu bepaald zal worden dat de uitspraak van het gerechtshof dezelfde kracht heeft als de akten, tot medewerking waaraan ATP gehouden is. Voorzover de dwangsom betrekking heeft op de betaling door ATP van de koopprijs van € 499.158,24 is dit onderdeel van de vordering niet toewijsbaar, omdat geen dwangsom kan worden gesteld op de veroordeling tot betaling van een geldsom. De vordering tot schadevergoeding onder A2 zal niet worden toegewezen, nu deze niet nader is onderbouwd, ook niet ten aanzien van het spoedeisend belang daarvan. De vordering, voorzover vereist, onder B behoeft na de toewijzing van het onder A1 gevorderde, geen toewijzing. 4.9 Het feit dat de primaire vordering van PSL c.s. grotendeels toewijsbaar is, betekent dat de door de rechtbank toegewezen subsidiaire vordering van PSL c.s. thans moet worden aangemerkt als ten onrechte te zijn toegewezen, zodat ATP c.s. recht hebben op terugbetaling van het door hen ingevolge het bestreden vonnis betaalde voorschot van fl. 500.000,=, zijnde € 226.890,10. In zoverre is ook het principaal appèl gegrond. Voor het overige is het principaal appèl ongegrond. 4.10 Het bestreden vonnis zal worden vernietigd, behoudens ten aanzien van de kostenveroordeling. Wat de kostenveroordeling in eerste aanleg betreft zijn ATP c.s. terecht aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij. Daarom is niet toewijsbaar het door ATP c.s. teruggevorderde bedrag van fl. 9.705,= ter zake van betaalde proceskosten en nasalaris procureur. De proceskosten in hoger beroep zullen worden gecompenseerd, omdat zowel het incidenteel appèl als het principaal appèl gegrond zijn bevonden. 5 De beslissing Het hof, rechtdoende in hoger beroep in kort geding: 5.1 vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de president van de rechtbank te Almelo van 2 november 2000, behoudens ten aanzien van de proceskostenveroordeling; 5.2 en in zoverre opnieuw rechtdoende: 1) veroordeelt PSL c.s. hoofdelijk, ieder voor het geheel, des dat de een betaald hebbende, de anderen zullen zijn gekweten, om aan ATP c.s. te restitueren het door ATP c.s. op 13 november 2000 aan PSL c.s. betaalde bedrag van € 226.890,10 (fl. 500.000,=), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 november 2000 tot aan de dag der algehele voldoening, een en ander tegen behoorlijk bewijs van kwijting; 2) gebiedt ATP om binnen een week na betekening van dit arrest: - mee te werken aan het passeren van de akte van levering met betrekking tot alle door PSL Groep in de vennootschap gehouden aandelen aan ATP, een en ander conform de koopprijs en overige condities, zoals deze zijn vastgelegd in de aandelenkoopovereenkomst van 18 april 2000; - alsmede mee te werken aan het passeren van een notariële akte van cessie, waarbij met terugwerkende kracht per 1 januari 2000 de door PSL Financiële Adviesgroep op 1 januari 1998 aan de vennootschap verstrekte achtergestelde lening van € 499.158,24 voor een koopprijs van € 499.158,24 aan ATP wordt gecedeerd, een en ander met onmiddellijke betaling door ATP van de koopprijs van € 499.158,24 onverwijld na het passeren van vorenbedoeld notariële akte van cessie, een en ander met inachtneming van het gestelde in artikel 12.1 van de aandelenkoopovereenkomst; 3) bepaalt dat, indien ATP niet verricht hetgeen door het hof hiervoor is geboden, de uitspraak van het hof dezelfde kracht heeft als en mitsdien in de plaats treedt van de voormelde geboden medewerking door ATP, een en ander conform het bepaalde in artikel 3:300 BW; 5.3 compenseert de proceskosten in hoger beroep tussen partijen aldus dat elke partij de eigen kosten draagt; 5.4 verklaart het arrest uitvoerbaar bij voorraad; 5.5 ontzegt het meer of anders gevorderde. Dit arrest is gewezen door mrs. Houtman, Hilverda en Van den Dungen, en uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van 26 augustus 2003.